mensenwerk

We ervaren onszelf als opgesloten in ons ‘ik’. We ervaren een onoverbrugbare afstand tussen dat ‘ik’ en het ander, de wereld, andere mensen. We liegen voortdurend over onze relatie met dat andere, we poseren alsof we deel-nemers zijn, maar ervaren het niet zo. Monadisch, dat is een prima beschrijving van de staat waarin we onszelf, op onze eerlijke momenten, ervaren. Begrensd, afgegrensd van al het andere door een ‘Ontologisch Gordijn’.

We zien niet dat we het gordijn zelf hebben opgehangen en dicht geschoven. We hebben van onze ‘mentaliteit’, van onze mentale ervaringen een ‘ik-ervaring’ gemaakt en dat ‘ik’ moet vervolgens alle mogelijke moeite doen om iets van een relatie tot de wereld tot stand te brengen. We filosoferen ons een slag in de rondte om die relaties vast te stellen, te stabiliseren, te verdedigen. Allemaal voor niets.

De grenzen zijn mensenwerk, we hebben ze zelf aangebracht. Zoals Afrika niets anders is dan één continent, waarin door prinsen en priesters niet-natuurlijke grenzen zijn getrokken, zo is het leven niets anders dan één stroom, waarin mensen een onderscheid aanbrengen, een dam opwerpen tussen ik en de ander. Het zijn kunststukjes die we opvoeren, toneelstukjes die we voor onszelf spelen. De niet aflatende verwarring ontstaat omdat we ons identificeren met de auteur, de speler en de toeschouwer en volgens onze logica kunnen die niet in één persoon verenigd zijn. We zijn ze allemaal, we zijn ze geen van allen.