Gisteren zag ik een filmpje waarin een (ongeveer) driejarig jongetje met zijn moeder aan tafel zit, die hem zegt zijn gnocci met inktvis te eten. Door vragen komt hij er achter dat de inktvis niet meer compleet is. Niet meer compleet zodat hij eetbaar op zijn bordje terecht kan komen. Moeder probeert uit te leggen dat dit niets vreemds is, want koeien en kippen worden ook niet-compleet gemaakt zodat we ze kunnen eten. Dat vindt hij moeilijk te geloven. ´Niemand eet kippen’, zegt hij. Waarom niet? ´Omdat het dieren zijn´, zegt hij. En hij noemt allemaal dieren die hij kent. ´Als we ze willen eten moeten ze dood. Waarom moeten ze dood? Ik vind het niet fijn als ze dood moeten. Dieren moeten rechtop staan´, zegt hij. Moeder slikt en zegt dat ze alleen de rijst en de aardappel eten, en niet de inktvisgnocci. ´Je moet voor de dieren zorgen, en niet ze dood maken´ concludeert hij.
Wat gebeurt hier? Het jongetje denkt. Op het moment dat zijn moeder hem aan tafel zet, weet hij nog niets van en over dat eten, behalve dan dat het eten is. Hij kijkt naar zijn bord en dan, ergens vandaan, komt de allereerste vraag op: ´Deze inktvis is niet echt, toch?´ Voor onze ogen speelt zich het denken van een driejarige af. Dat denken is geen redenerend, inductief/deductief proces, maar een contact maken met dat wat in hem wacht totdat het zich kan uitspreken. Zodra dit is gebeurd, zodra dit denken zich heeft voltrokken, kan hij, tevreden met zichzelf en de wereld, met smaak aan zijn maaltijd, waarin alles nog rechtop staat, beginnen. Zijn denken heeft hem iets geleerd.
Het logische denken is een ondervorm van denken, een afgeleide, bijzondere, niet grondende vorm van denken, een in een keurslijf gedwongen gedachtegang die, van alle vrijheid beroofd, haar oorsprong vindt in de vrijheid. Logisch denken helpt, tegen de prijs van de vrijheid. Het kan nooit een antwoord geven op de vraag waarvoor, waartoe. Voor zover we menen dat dat wel het geval is, wordt denken een hinderlijk denken.
(Klik op ondertiteling voor vertaling in Engels)