Orpheus is een legendarische figuur uit de Griekse Oudheid. Er zijn verschillende verhalen die over zijn verbazingwekkende leven de ronde doen, maar het meest bekende is dat van zijn afdaling in de Hades om daar zijn geliefde Eurydice terug te halen. Hij betovert de wereld van de doden met zijn gezang en spelend op Apollo’s lier. Van Persephone en Hades mag hij Eurydice terug voeren naar de mensenwereld, onder de voorwaarde dat hij niet meer om kijkt totdat ze weer in die wereld zijn aangekomen.
Dan voel je, dan weet je dat het fout afloopt. Dan weet je dat een val is gezet en dat de held er hoe dan ook, vroeg of laat in zal trappen. En zo vergaat het Orpheus natuurlijk ook. Hij kijkt om, gedreven door een nog menselijk verlangen, en verliest zijn geliefde voor de tweede keer, en nu definitief.
Bij dat hartverscheurende beeld snuiten wij onze neuzen en zijn we wel klaar met het verhaal. Dan mag het doek vallen. Maar daarmee is het verhaal nog niet klaar, we hebben na de climax en de kleenex immers nog de peripetie te goed. Het werkelijk verscheurende moet dan nog komen.
Orpheus betreedt én verlaat als mens het schaduwrijk. Daar hangt een prijskaartje aan, zeggen wij, die een ´kosten-baten tic´ hebben, als mensen die wereldwijs zijn, die geleerd hebben hoe de wereld functioneert. Hij moet iets achterlaten en dat is niet zo maar iets, maar dat wat hem het meest aan het hart gaat, dat wat hem het meest bindt aan het rijk van de mensen. Wanneer je levend terug wil keren uit het dodenrijk mag je niet omkijken, dan moet je de binding met de wereld, die hier het gezicht van Eurydice krijgt, doorsnijden. Iedereen die de Hades binnen komt, moet vergeten, het water van de Lethe drinken.
Wij duiden dat als verlies. Ook Orpheus was en bleef aangedaan en stil door het verlies. Dat kan niet anders dan irritatie opwekken bij de goden en zo wordt hem dan ook door de maenaden, de ´wilde wijven´in het gevolg van Dionysos (Hades zelf?) nog eens goed duidelijk gemaakt hoe dat niet omkijken moet worden verstaan. Ze scheuren zijn lichaam in stukken en werpen zijn hoofd in de stromende Hebros. Dan begrijpt hij het, dan klapt de val weer open en dan zingt hij weer. Dan heeft hij gedronken uit de bron van Mnemosyne. Met een voller hart dan ooit te voren zingt hij een prijzend lied tot de god die de god van leven en dood is. Als beloning mag hij zijn plaats aan de hemel innemen. Daar is iedere kosten-baten analyse misplaatst.
Het verhaal van Orpheus en Eurydice is geen liefdesverhaal. Het is de kapstok om een liefdesverhaal aan op te hangen. Dat klinkt bijvoorbeeld zo uit de mond van een verliefde zanger:
Nur wer die Leier schon hob
auch unter Schatten,
darf das unendliche Lob
ahnend erstatten.
Nur wer mit Toten vom Mohn
aß, von dem ihren,
wird nicht den leisesten Ton
wieder verlieren.
Mag auch die Spieglung im Teich
oft uns verschwimmen:
Wisse das Bild.
Erst in dem Doppelbereich
werden die Stimmen
ewig und mild.
R.M. Rilke, Die Sonette an Orpheus, Erster Teil (1922)