In 2007 publiceert James W. Heisig zijn commentaar op het Thomas Evangelie. In het Catalaans. Even later verschijnt een vertaling. In het Italiaans. Als ik het al geweten had, had ik er niets mee gekund. Mijn Italiaans is nauwelijks beter dan mijn Catalaans. Afgelopen december verscheen de Engelse vertaling. Daar was ik wel van op de hoogte en daar kan ik wel iets mee.
Heisig is een vooraanstaand onderzoeker op het gebied van de Kyoto School. Hij is al decennia verbonden aan het Nanzan Institute for Religion and Culture (Nagoya, Japan), dat zich als doel stelt de dialoog tussen de religies, filosofie en cultuur van oost en west te bevorderen. In ‘niets te delen‘ heb ik eerder aandacht aan zijn werk besteed.
Het gaat me hier niet om het commentaar dat Heisig op de logia van het Thomas Evangelie geeft; dat komt vast en zeker nog wel een keer ter sprake. Het gaat hier vooral om de plaats die Heisig aan de tekst toekent, zowel binnen de traditie van het christendom als in onze tijd.
Een (nagenoeg) volledig handschrift van het Thomas Evangelie is in 1945 samen met een reeks andere geschriften gevonden nabij het Egyptische Nag Hammadi. Daarmee is het zo’n beetje zestien eeuwen verborgen geweest. De vroeg-christelijke kerk is er in de vierde eeuw in geslaagd de tekst en zelfs nagenoeg alle sporen van die tekst uit de geschiedenis te verwijderen.
Heisig stelt met recht dat je daarom niet met goed fatsoen kunt zeggen dat het evangelie deel uit maakt van die traditie en dat je het als een vijfde zou kunnen toevoegen aan de canonieke evangeliën.
Voor ons kan Thomas, gezien als een “nieuw evangelie”, alleen spreken als een stem van buiten de traditie. (blz. 156); ….. je kunt niet stellen dat het de Abrahamitische traditie representeert ….. (blz. 160)
Het Thomas Evangelie heeft een heel eigen geluid en wijkt op cruciale punten af van de canonieke evangeliën.
[er is geen] referentie naar zijn doop, zijn verleiding en zijn genezingen ….. er is noch een hemel noch een hel. Jezus is zelfs geen leraar van bovennatuurlijke waarheden in de zin zoals de vier evangeliën hem presenteren. Zijn stem is eerder als die van een orakel dan van een prediker van onzelfzuchtige liefde en zorg voor de armen, hongerigen, zieken en verstotelingen. Zijn woorden bieden geen goddelijke waarheden, geven geen voorspellingen, vormen geen filosofische argumenten en werven geen leerlingen. Hij wordt niet gepresenteerd als een verlosser of apologeet van een zondige mensheid. Er wordt niets gezegd over zijn dood, laat staan over een wederopstanding of hemelvaart. Er is nog geen vingerwijzing naar een dreigende apocalyps of zijn terugkeer op de dag des oordeels. (blz. 14)
Van al deze voor de christelijke traditie cruciale dogma’s en doctrines vind je in het Thomas Evangelie helemaal niets terug. Als persoon is Jezus allesbehalve transparant, allesbehalve degene die we kennen als de drager van het kruis dat onze schuld verbeeldt.
Maar moet je dan concluderen dat het helemaal geen deel uit maakt van die traditie? Dat wordt dan weer erg lastig. De tekst komt in al zijn vreemdheid en geslotenheid verbazingwekkend vertrouwd over. Het overgrote deel van de logia bestaat uit zinnen en zinswendingen die duidelijk resoneren met en soms woordelijk ook worden aangetroffen in de canonieke evangeliën.
Binnen de vroeg-christelijke wereld vertegenwoordigt het Thomas Evangelie een eigen traditie, zegt Heisig, naast o.a. die uit welke de andere evangeliën zijn voortgekomen. Er was helemaal geen sprake van zoiets als ‘een christendom’, maar veel eerder van een veelheid aan gemeenschappen die zowel duidelijk gemeenschappelijke als ronduit divergerende kenmerken hadden. Er is veel eerder sprake van een kaleidoscopische dan van een eenvormige beweging.
Wie in het Thomas Evangelie op zoek gaat naar een kosmologie, naar een theologie, naar principes om de ordening van onze samenleving te regelen, naar morele principes, naar een leer, die zal met lege handen staan.
Het evangelie geeft geen volledig systeem van geloofsovertuigingen en toepassingen, maar alleen een pad voor hen die zoeken naar een plaats in de menselijke ervaring waar zulke overtuigingen en toepassingen geboren worden – voor zolang als zij deze zoeken […..] Het enige doel van de tekst is inzicht geven in ons eigen wezen (blz. 161)
Het Thomas Evangelie probeert je naar zelf-onderzoek en daarmee naar zelf-transformatie te brengen, het probeert je de weg te wijzen naar de standplaats van waaruit Jezus zelf spreekt. Het wil je tot een tweeling van Jezus te maken, “onderscheiden in verschijning, maar metgezellen vanaf de geboorte” (in het Aramees betekent ‘Thomas’ ook tweeling). Degene die de tekst interpreteert moet tegelijkertijd het geïnterpreteerde zijn. ‘Subject’ en ‘object’ van onderzoek vallen samen. Zo niet, zegt Heisig, blijft de tekst een dood document.
Degene die deze standplaats zoekt, die op weg gaat naar dat wat niet alleen de kern van de boodschap van Jezus maar van alle religies is, die komt ten langen leste uit op een
….. heilige plaats, waar mensen van verschillende religieuze uitdrukkingen elkaar kunnen ontmoeten zonder dat er iemand gebonden is aan de grenzen van de eigen uitdrukking. Dat is het domein van niet-religie en tegelijkertijd het thuisland van alle religies. Het is philosophia in haar zuiverste vorm, de onthechte, de onbegrensde affectie voor inzicht. (blz. 32)
De standplaats van waar Jezus spreekt in het Thomas Evangelie is de plaats waar “overtuigingen en toepassingen worden geboren”. Daar waar je de weg van systemen van overtuigingen verlaat en dus buiten de moraal gaat staan, jenseits von Gut und Böse, daar waar je in volledige onthechting je wezen kent: daar vind je de bron van alle moraal. Daar vind je de bron van onzelfzuchtige zorg en liefde. Die kun je je niet eigen maken door middel van tekstexegese, dat gaat alleen via zelf-exegese. Alleen in het je zelf ter discussie stellen, kun je toegang vinden tot “de woorden van de levende Jezus”.
Hoe indringender ik naar de uitspraken keek, hoe meer ik me ervan bewust werd dat zonder noodzaak de begrippen te herdefiniëren voor gebruik buiten de tekst, alles wat de Jezus van dit evangelie heeft te zeggen overeen komt met de boeddhistische leringen over de onthechte, ontwaakte geest.
De tekst nodigt niet alleen uitdrukkelijk uit tot een boeddhistische lezing van Jezus en zijn leringen, maar biedt ook een toegang tot de boeddhistische leer voor degene die Jezus in zijn wijzingen volgt. De boeddha en Jezus verschijnen zelf als een tweelingenpaar.
De min of meer georganiseerde christelijk-boeddhistische dialoog is al bijna een eeuw lang aan de gang. Hoe en waar betreedt je ‘common ground’, veronderstellend dat die er is, wanneer de twee continenten door een oceaan van verschillen van elkaar worden gescheiden?
Annewieke Vroom is recent gepromoveerd op de positie die Masao Abe (1915-2006), een derde generatie Kyoto School filosoof, in die dialoog heeft ingenomen. Zijn gesprekspartners concluderen aan het eind toch vooral in gradaties van teleurstelling en zelf-bevestiging dat Abe zijn eigen grond niet daadwerkelijk heeft verlaten.
Heisig suggereert dat het Thomas Evangelie die gemeenschappelijke (on)grond kan bieden, maar alleen dan wanneer een christen buiten zijn traditionele traditie treedt om in zijn ‘voor-traditie’ een andere Jezus te ontmoeten dan die als Verlosser aan het kruis is gestorven. Wanneer hij Christus als de Zoon van de Hemelse Vader inwisselt voor Jezus als onze Tweeling, als kind van onze gemeenschappelijke vader.
Heisig suggereert verder dat de toenadering tot die “levende Jezus” en daarmee tot een christelijke ‘boeddha-logie’ makkelijker wordt wanneer je als voorbereiding op die ontmoeting al vast eens kijkt door de lens van de christelijke mystici. Hij wijst, hoe kan het anders, met name naar Eckhart.
Dat is allemaal ‘easier said than done’ zal ook Abe hebben gedacht. De brug die naar en over de ongrond naar Eckhart leidt is voor het traditionele christendom al vooral een brug te ver. Abe, die zelf langs een afgrond is gegaan, weet wat het betekent om je zelf te verlaten.
De genealogie van het christendom legt een geschiedenis van prinsen, priesters en pausen bloot, d.z.w. een geschiedenis van een wil tot macht, van een rekenen, berekenen en afrekenen, een geschiedenis van een twee-, drie-, vier- en zelfs vijfdubbele moraal, een geschiedenis waarin het woord van de levende Jezus is begraven door de kruisdood voor te stellen als de opstap naar wederopstanding en hemelvaart.
Die ten hemel opgestegen Jezus is inmiddels unzeitgemäß, niet meer van deze tijd. Het woord is nu veel eerder aan Thomas, de ongelovige, de tweelingbroer, de wonderbaarlijk herrezene.
Voor Heisig ligt de sleutel voor het accepteren van het Thomas Evangelie als een christelijke tekst in een “houding van bescheidenheid ten opzichte van de doctrines”. Alleen dan kun je van de levende Jezus een levende Boeddha maken en andersom.
Dat zou een radicale herdefinitie van het christendom betekenen en niets minder dan een zelfmoord zijn. En we weten wat de christelijke doctrine op dit punt zegt.
Ik zie mijn eigen plaats als een die buiten de christelijke traditie ligt; ook ik ben een groot deel van mijn leven ingegraven en verborgen geweest. Voor mij ligt de drempel voor die acceptatie niet hoger dan peil. Met Erik van Ruysbeek zeg ik: deze Jezus kan ook mijn Jezus zijn. Deze Jezus kan de bron voor een Jezuologie zijn. Ik zie niet hoe zo´n Jezuologie binnen het christendom kan worden opgenomen. Ik zie wel hoe vanuit het christendom de beweging in die richting kan plaatsvinden.
Lang geleden heb ik een elpee met de titel ‘Twin sons of different mothers’ van Dan Fogelberg en Tim Weisberg gekocht. Luisteren ernaar doe ik al lang niet meer, want ik vind er echt al bijna net zo lang helemaal niets meer aan. Maar de titel is altijd blijven hangen. Als de elpee de titel “Twin sons of different mothers and the One Father” had gehad, had ik hem niet gekocht. Mijn smaak is wel veranderd, in de loop der jaren.
Aanbevolen:
James W. Heisig:
Jesus’ Twin – A Dialogue with the Gospel of Thomas