de pachtovereenkomst

Aristoteles gebruikte het begrip ‘ousia’ om te verwijzen naar dat wat wij ‘substantie’noemen. Ousia verwijst etymologisch naar dat wat wij een onroerende zaak noemen, een ‘Immobilië’  zoals onze oosterburen zeggen, en dan met name naar een stuk grond. Het verwijst naar het immobiele, het niet veranderlijke, het niet verplaatsbare, het honk- en waardevaste.

Aristoteles was een filosoof. Een groot filosoof, een van de allergrootste wellicht. Maar hij was geen wijze. Hij was geen wijze omdat hij het niet verplaatsbare verplaatste naar dat wat tot dan als het verplaatsbare, het veranderlijke had gegolden. Hij gaf de wijsheid uit handen, daar waar zijn voorgangers de wijsheid in pacht hadden. Hij ruilde de wijsheid in voor de kennis.  Aristoteles was een filosoof, een kenner.

De wijsheid in pacht hebben, betekent de grond voor die wijsheid, het onderliggende en onveranderlijke, tijdelijk in gebruik nemen voor eigen cultivering. Iedere wijze ploegt zijn eigen voren, zaait zijn eigen zaaigoed, bewatert en bemest op zijn eigen wijze, oogst wanneer de tijd daar lijkt en consumeert volgens eigen recept. Ieder gewas draagt de smaak en de textuur van zijn landsman, maar in zich ook de aard van die grond.
Die grond raakt nooit uitgeput. Alleen een specifieke cultivering, een specifiek idioom kan uitgeput raken. Dan eindigt de pachtovereenkomst, die sowieso principieel van tijdelijke aard is, en treedt een andere wijze naar voren.

Iedere wijsheid is daarmee vanuit zijn grond ´rizomatisch´ verbonden met alle andere wijsheid. Iedere wijsheid wortelt in dezelfde aarde. Tussen al die uitdrukkingen van wijsheid bestaat een ‘pacht-overeenkomst’.

Wij zijn verwend. Wij kunnen ons de vruchten van de wijsheid uit alle keukens laten opdissen. Wij beschikken over de middelen en de tijd om van alles te proeven en beseffen nauwelijks hoe rijk we daarmee zijn. Gek genoeg vertaalt die rijkdom zich ook in onzekerheid. Ik ken genoeg mensen die deze rijkdom zo weer zouden inleveren tegen de zekerheid van de armoede.
De kunst van de echte gourmand, die zichzelf nooit een kenner zal noemen, bestaat er in, om in al die gerechten de smaak van de oergrond te herkennen, zonder daarbij de finesses van de specifieke textuur te verliezen. Maar ook de niet-kenner heeft de wijsheid alleen in pacht.